1. Sofia entra in una piccola gelateria. È una giornata calda. La gelateria è piena di colori ed è accogliente. Ci sono molte persone. C’è un profumo leggero e dolce di frutta e zucchero.
Sofia
zij komt binnen
in een kleine ijssalon.
Het is
een warme dag.
De ijssalon
hij is vol met kleuren
en hij is
gezellig.
Er zijn
veel mensen.
Er is
een geur
lichte en zoete
van fruit en suiker.
Sofia komt binnen in een kleine ijssalon. Het is een warme dag. De ijssalon is vol met kleuren en is gezellig. Er zijn veel mensen. Er is een lichte en zoete geur van fruit en suiker.