Werkwoorden & Acties
Wat gebeurt er in het verhaal?
Het hart van elke zin
Werkwoorden brengen verhalen tot leven. Ze vertellen wat personages doen, willen, kunnen en moeten. In het Duits staan werkwoorden vaak op de tweede plaats in de zin.
De onregelmatige werkwoorden die we behandelen zijn zo frequent dat je ze in bijna elke alinea tegenkomt. Met deze kennis kun je de hoofdlijn van elk verhaal volgen.
De Reguliere Patronen
Herken het patroon, begrijp honderden werkwoorden
Ongeveer 90% van alle Duitse werkwoorden zijn zwak (regelmatig). Als je het patroon kent, kun je ze allemaal vervoegen.
Zwakke werkwoorden (regelmatig)
Het grootste deel van Duitse werkwoorden. Kijk naar de uitgangen:
machen
Veelvoorkomende regelmatige werkwoorden
Uitdrukken wat je leuk vindt - GERN
Gern = graag. Zeer nuttig woord!
Kennen vs Wissen - Beide betekenen "kennen/weten"
Werkwoorden met stamverandering
Enkele sterke werkwoorden veranderen hun stam in du/er vorm:
Veelvoorkomende werkwoorden met stamverandering
Scheidbare werkwoorden - Typisch Duits!
Het voorvoegsel gaat naar het einde van de zin:
De Essentiรซle Onregelmatigen
Deze werkwoorden zijn overal
Deze onregelmatige werkwoorden zijn zo frequent dat je ze uit je hoofd moet kennen. Ze komen in bijna elk gesprek en verhaal voor.
WERDEN (worden)
GEHEN (gaan)
KOMMEN (komen)
Belangrijke uitdrukkingen met MACHEN
Woordvolgorde - De V2-regel
In hoofdzinnen staat het werkwoord ALTIJD op de tweede plaats:
Wederkerende werkwoorden
Met sich/mich/dich etc.:
Modale werkwoorden - Willen, Kunnen, Moeten, Mogen
Gebruik deze werkwoorden met een infinitief: ich kann schwimmen (ik kan zwemmen)
KรNNEN (kunnen)
MรSSEN (moeten)
WOLLEN (willen)
Gebiedende wijs - Bevelen en verzoeken
Voor commando's en instructies in verhalen:
Perfectum (Voltooid tegenwoordige tijd)
Voor het vertellen over het verleden. Haben/sein + ge- vorm:
Vragen & Ontkenningen
Essentieel voor dialogen
In verhalen stellen personages vragen en ontkennen ze dingen. Deze woorden helpen je dialogen te begrijpen.
Vraagwoorden
Vragen maken - Drie manieren
Ontkenningen met NICHT en KEIN
NICHT voor werkwoorden/bijvoeglijke naamwoorden, KEIN voor zelfstandige naamwoorden:
Andere negatieve woorden
Deze woorden maken zinnen negatief: