Beschrijven & Plaatsen
Wie, wat, waar, en hoe ziet het eruit?
De wereld in het verhaal
Verhalen komen tot leven door beschrijvingen. Hoe zien de personages eruit? Waar speelt het zich af? Met deze woorden kun je de wereld van het verhaal visualiseren.
Bijvoeglijke naamwoorden, voorzetsels en familierelaties vormen het decor waarin de actie plaatsvindt. Deze elementen maken het verschil tussen een skelet van gebeurtenissen en een rijk, levendig verhaal.
Bijvoeglijke Naamwoorden & Beschrijvingen
Kleur, karakter en eigenschappen
Duitse bijvoeglijke naamwoorden krijgen uitgangen afhankelijk van het geslacht, de naamval en of er een lidwoord voor staat.
Bijvoeglijk naamwoord verbuiging
Na bepaald lidwoord (der/die/das):
Naamval | Mannelijk | Vrouwelijk | Onzijdig | Meervoud |
---|---|---|---|---|
Nominatief | der große Mann | die große Frau | das große Kind | die großen Kinder |
Accusatief | den großen Mann | die große Frau | das große Kind | die großen Kinder |
Na ein/eine | ein großer Mann | eine große Frau | ein großes Kind | |
Zonder lidwoord | großer Mann | große Frau | großes Kind | große Kinder |
Veelvoorkomende bijvoeglijke naamwoorden
Kleuren
Kleuren zijn bijvoeglijke naamwoorden en verbuigen dus:
Karaktereigenschappen
Fysieke beschrijvingen
Voorzetsels & Locatie
Waar alles zich bevindt
Duitse voorzetsels bepalen de naamval. Sommige krijgen altijd dezelfde naamval, andere wisselen.
Voorzetsels met Accusatief (4e naamval)
Deze voorzetsels krijgen altijd de accusatief:
Voorzetsels met Datief (3e naamval)
Deze voorzetsels krijgen altijd de datief:
Wisselvoorzetsels
Accusatief bij beweging (wohin?), Datief bij positie (wo?):
Locatie-uitdrukkingen
Veelvoorkomende locaties in verhalen
Familie & Mensen
De personages in het verhaal
Familie en relaties zijn centrale thema's in Duitse verhalen. Deze woorden helpen je te begrijpen wie wie is.
Directe familie
Let op: familie-woorden zijn vaak sterk (veranderen in meervoud):