Beschrijven & Plaatsen
Wie, wat, waar, en hoe ziet het eruit?
De wereld in het verhaal
Verhalen komen tot leven door beschrijvingen. Hoe zien de personages eruit? Waar speelt het zich af? Met deze woorden kun je de wereld van het verhaal visualiseren.
Bijvoeglijke naamwoorden, voorzetsels en familierelaties vormen het decor waarin de actie plaatsvindt. Deze elementen maken het verschil tussen een skelet van gebeurtenissen en een rijk, levendig verhaal.
Bijvoeglijke Naamwoorden & Beschrijvingen
Kleur, karakter en eigenschappen
Spaanse bijvoeglijke naamwoorden komen meestal NA het zelfstandig naamwoord en passen zich aan in geslacht en getal.
Aanpassing van bijvoeglijke naamwoorden
De meeste bijvoeglijke naamwoorden hebben 4 vormen:
alto = lang/hoog
feliz = gelukkig
Veelvoorkomende bijvoeglijke naamwoorden
Kleuren
Sommige kleuren veranderen van vorm, andere niet:
Karaktereigenschappen
Fysieke beschrijvingen
Voorzetsels & Locatie
Waar alles zich bevindt
Voorzetsels zijn klein maar cruciaal. Ze vertellen waar dingen zijn, waar mensen naartoe gaan, en hoe elementen zich tot elkaar verhouden.
Basis voorzetsels
a = naar/aan/om
de = van/uit
en = in/op
con = met
sin = zonder
para = voor/om
por = door/via/voor
entre = tussen
Gecombineerde voorzetsels
Alleen AL en DEL combineren:
Locatie-uitdrukkingen
Veelvoorkomende locaties in verhalen
Familie & Mensen
De personages in het verhaal
Familie en relaties zijn centrale thema's in Spaanse verhalen. Deze woorden helpen je begrijpen wie wie is.
Directe familie
Let op: Spaans heeft specifieke woorden voor familierelaties