8. Gli altri studentiDe andere studenten × sorridono.Zij glimlachen. × La studentessa successiva,De volgende studente, × una donnaeen vrouw × con gli occhiali,met een bril, × parlaZij spreekt × lentamente.langzaam. × “Mi chiamoIk heet × Sofia.Sofia. × VengoIk kom × dalla Spagna.uit Spanje. × HoIk heb × ventitré anni.drieëntwintig jaar. × StudioIk studeer × storiageschiedenis × all’università.aan de universiteit. × ParloIk spreek × spagnoloSpaans × e inglese.en Engels. × Sto imparandoIk leer × l’italianoItaliaans × perchéomdat × un giornoop een dag × voglioIk wil × viverewonen × a Roma.”in Rome.” × Langzamer0.7xLangzaam0.85xNormaal1xSnel1.15xSneller1.3xVertaal paragraaf TaaltipsDe andere studenten glimlachen. De volgende studente, een vrouw met een bril, spreekt langzaam. “Ik heet Sofia. Ik kom uit Spanje. Ik ben drieëntwintig jaar oud. Ik studeer geschiedenis aan de universiteit. Ik spreek Spaans en Engels. Ik leer Italiaans omdat ik op een dag in Rome wil wonen.”
9. ContinuanoZij gaan door × così,zo, × facendo il giroterwijl ze een rondje maken × dell'aula.door het lokaal. × L'atmosferaDe sfeer × cominciaZij begint × a sciogliersi,zich te ontspannen, × ora chenu × inizianozij beginnen × a conoscersi.elkaar te leren kennen. × FannoZij maken × degli errori,fouten, × mamaar × MariaMaria × dicezij zegt × che è normaledat het normaal is × sbagliare molto.om veel fouten te maken. × ImparareLeren × una linguaeen taal × è difficilehet is moeilijk × een × proprio dagli errorijuist door de fouten × si migliora.je wordt beter × Langzamer0.7xLangzaam0.85xNormaal1xSnel1.15xSneller1.3xVertaal paragraaf TaaltipsZe gaan zo door en lopen een rondje door het lokaal. De sfeer begint zich te ontspannen, nu de cursisten elkaar leren kennen. Ze maken fouten, maar Maria zegt dat het normaal is om veel fouten te maken. Een taal leren is moeilijk, en juist door fouten word je beter.
10. Mi chiamoIk heet × Kenji.Kenji. × VengoIk kom × dal Giappone.uit Japan. × ParloIk spreek × giapponeseJapans × een × un po' di inglese.een beetje Engels. × StoIk ben × imparandoaan het leren × l'italianoItaliaans × perchéomdat × amoik houd van × il cibo italiano.Italiaans eten. × Langzamer0.7xLangzaam0.85xNormaal1xSnel1.15xSneller1.3xVertaal paragraaf TaaltipsIk heet Kenji. Ik kom uit Japan. Ik spreek Japans en een beetje Engels. Ik leer Italiaans omdat ik van Italiaans eten houd.
11. Mi chiamoIk heet × Emma.Emma. × VengoIk kom × dai Paesi Bassi.uit Nederland. × ParloIk spreek × olandese,Nederlands, × ingleseEngels × een × un po' di tedesco.een beetje Duits. × StoIk ben × imparandoaan het leren × l'italianoItaliaans × perchéomdat × mi piaceik hou van × l'arte italiana.Italiaanse kunst. × Langzamer0.7xLangzaam0.85xNormaal1xSnel1.15xSneller1.3xVertaal paragraaf TaaltipsIk heet Emma. Ik kom uit Nederland. Ik spreek Nederlands, Engels en een beetje Duits. Ik leer Italiaans omdat ik van Italiaanse kunst hou.
12. QuandoWanneer × tuttiiedereen × hannozij hebben × finito,klaar, × MariaMaria × battezij klapt × le maniin haar handen × piano.zachtjes. × “Molto bene”“Heel goed” × dice.zij zegt. × “Adesso“Nu × sapetejullie weten × giàal × molte coseveel dingen × gli uni degli altri.van elkaar. × Questa settimanaDeze week × useremowij zullen gebruiken × queste frasideze zinnen × ancora e ancora.steeds weer. × Alla fine del corso,Aan het einde van de cursus, × presentarvijezelf voorstellen × saràhet zal zijn × facilissimo.”heel makkelijk.” × Langzamer0.7xLangzaam0.85xNormaal1xSnel1.15xSneller1.3xVertaal paragraaf TaaltipsWanneer iedereen klaar is, klapt Maria zachtjes in haar handen. “Heel goed”, zegt ze. “Nu weten jullie al veel dingen van elkaar. Deze week gebruiken we deze zinnen steeds weer. Aan het einde van de cursus zal het heel makkelijk zijn om jezelf voor te stellen.”
13. Gli studentiDe studenten × si rilassano.zij ontspannen. × Si guardanozij kijken × intornoom zich heen × e sorridono.en zij glimlachen. × OraNu × chedat × conosconozij kennen × i loro compagni di corso,hun klasgenoten van de cursus, × inizianozij beginnen × insiemesamen × un bellissimo viaggio.een mooie reis. × Langzamer0.7xLangzaam0.85xNormaal1xSnel1.15xSneller1.3xVertaal paragraaf TaaltipsDe studenten ontspannen. Ze kijken om zich heen en glimlachen. Nu ze hun klasgenoten kennen, beginnen ze samen aan een mooie reis.