Beschrijven & Plaatsen
Wie, wat, waar en hoe ziet het eruit?
De wereld in het verhaal
Verhalen komen tot leven door beschrijvingen. Hoe zien de personages eruit? Waar speelt het zich af? Met deze woorden kun je de wereld van het verhaal visualiseren.
Bijvoeglijke naamwoorden, voorzetsels en familierelaties vormen het decor waarin de actie plaatsvindt. Deze elementen maken het verschil tussen een skelet van gebeurtenissen en een rijk, levendig verhaal.
Bijvoeglijke Naamwoorden & Beschrijvingen
Kleur, karakter en kenmerken
Italiaanse bijvoeglijke naamwoorden passen zich aan in geslacht en getal. Meestal staan ze NA het zelfstandig naamwoord, maar enkele belangrijke staan ervoor.
Aanpassing van bijvoeglijke naamwoorden
De meeste bijvoeglijke naamwoorden hebben 4 vormen:
alto = lang/hoog
felice = gelukkig
Veelvoorkomende bijvoeglijke naamwoorden
Kleuren
Let op: sommige kleuren veranderen, andere niet!
Karaktereigenschappen
Fysieke beschrijvingen
Voorzetsels & Locatie
Waar alles zich bevindt
Voorzetsels zijn klein maar cruciaal. Ze vertellen waar dingen zijn, waar mensen naartoe gaan, en hoe elementen zich tot elkaar verhouden.
Basisvoorzetsels
a = naar/in/om
di = van/uit
da = van/bij/sinds
in = in
con = met
su = op
per = voor/door
tra/fra = tussen/over
Samengetrokken voorzetsels
Voorzetsels versmelten met lidwoorden:
Plaatsaanduidingen
Veelvoorkomende locaties in verhalen
Familie & Mensen
De personages in het verhaal
Familie en relaties zijn centrale thema's in Italiaanse verhalen. Deze woorden helpen je te begrijpen wie wie is.
Directe familie
Let op: bij familie in enkelvoud meestal GEEN lidwoord met bezittelijk voornaamwoord!