Alles Samenvoegen

Van losse woorden naar vloeiende verhalen

Klaar voor je eerste verhaal!

Deze laatste pagina brengt alles samen. Je leert de verbindingswoorden die zinnen aan elkaar rijgen, veelvoorkomende verhaaluitdrukkingen, en de meest essentiële woorden die in bijna elk Frans verhaal voorkomen.

Na deze pagina heb je alle tools om met vertrouwen je eerste Franse verhaal te lezen. Onthoud: je hoeft niet elk woord te begrijpen - focus op de hoofdplot en geniet van het avontuur!

Hoofdstuk 13

Verbindingswoorden

De lijm tussen zinnen

Deze kleine woorden maken het verschil tussen geïsoleerde zinnen en een vloeiend verhaal. Ze tonen relaties tussen gebeurtenissen en ideeën.

Basis verbindingswoorden

et en
Marc et Anne - Marc en Anne
mais maar
Petit mais fort - Klein maar sterk
ou of
Thé ou café? - Thee of koffie?
parce que omdat
Parce qu'il pleut - Omdat het regent
quand wanneer
Quand j'étais jeune - Toen ik jong was
pendant que terwijl
Pendant que je mangeais - Terwijl ik at
si als
Si tu veux - Als je wilt
comme zoals/als
Comme toi - Zoals jij
waar
Là où j'habite - Waar ik woon
que dat
Je sais que c'est vrai - Ik weet dat het waar is

Volgorde & tijd aangeven

d'abord eerst
D'abord, je mange - Eerst eet ik
puis dan
Puis je sors - Dan ga ik naar buiten
ensuite daarna/vervolgens
Ensuite, nous partons - Daarna vertrekken we
après na
Après le déjeuner - Na de lunch
enfin eindelijk
Enfin, j'arrive - Eindelijk kom ik aan
finalement uiteindelijk
Finalement, il accepte - Uiteindelijk accepteert hij
pendant ce temps ondertussen
Pendant ce temps, il pleut - Ondertussen regent het
tout de suite meteen
Je viens tout de suite - Ik kom meteen
soudain plotseling
Soudain, un bruit - Plotseling, een geluid
tout à coup ineens
Tout à coup, je comprends - Ineens begrijp ik het

Contrast & nuance

mais maar
C'est cher, mais c'est bon - Het is duur, maar het is lekker
cependant echter
Cependant, je continue - Echter, ik ga door
pourtant toch/nochtans
Pourtant c'est vrai - Toch is het waar
néanmoins desalniettemin
Néanmoins, j'essaie - Desalniettemin probeer ik
au contraire integendeel
Au contraire, j'aime ça - Integendeel, ik vind het leuk
par contre daarentegen
Lui, par contre, non - Hij daarentegen niet
même si zelfs als
Même s'il pleut - Zelfs als het regent
malgré ondanks
Malgré tout - Ondanks alles
bien que hoewel
Bien qu'il soit tard - Hoewel het laat is

Reden & gevolg

donc dus/daarom
Donc nous partons - Dus vertrekken we
alors dan/dus
Alors, qu'est-ce qu'on fait? - Dus, wat doen we?
par conséquent bijgevolg
Par conséquent, je reste - Bijgevolg blijf ik
c'est pourquoi daarom
C'est pourquoi je suis ici - Daarom ben ik hier
puisque aangezien
Puisque tu insistes - Aangezien je aandringt
comme omdat/aangezien
Comme il pleut, je reste - Omdat het regent, blijf ik
car want
Je reste car il pleut - Ik blijf want het regent
grâce à dankzij
Grâce à toi - Dankzij jou
à cause de vanwege
À cause de la pluie - Vanwege de regen

Toevoegen & opsommen

aussi ook
Moi aussi - Ik ook
également eveneens
Il vient également - Hij komt eveneens
de plus bovendien
De plus, c'est cher - Bovendien is het duur
en plus daarnaast
En plus, il pleut - Daarnaast regent het
d'ailleurs overigens/trouwens
D'ailleurs, tu as raison - Overigens heb je gelijk
non plus ook niet
Moi non plus - Ik ook niet
ni...ni noch...noch
Ni lui ni elle - Noch hij noch zij
et...et zowel...als
Et Marc et Anne - Zowel Marc als Anne
soit...soit of...of
Soit aujourd'hui, soit demain - Of vandaag of morgen
Hoofdstuk 14

Verhaaluitdrukkingen

Typische zinnen in verhalen

Deze uitdrukkingen komen constant voor in Franse verhalen. Ze helpen de sfeer te bepalen en gebeurtenissen te beschrijven.

Het verhaal beginnen

Il était une fois Er was eens (Klassiek sprookjesbegin)
Un jour Op een dag (Algemeen verhaalbegin)
Il y a longtemps Lang geleden (Ver verleden)
Un matin Op een ochtend (Specifieke tijd)
C'était une belle journée Het was een mooie dag (Sfeer zetten)
Dans un petit village In een klein dorp (Plaats instellen)
Voici l'histoire de Dit is het verhaal van (Introductie)
Autrefois Vroeger (Vervlogen tijden)
À cette époque In die tijd (Tijdsreferentie)

Emoties & reacties

être heureux gelukkig zijn
Il était très heureux - Hij was heel gelukkig
être triste verdrietig zijn
Elle devient triste - Zij wordt verdrietig
avoir peur bang zijn
J'ai peur du noir - Ik ben bang voor het donker
se fâcher boos worden
Il se fâche toujours - Hij wordt altijd boos
sourire glimlachen
Elle sourit gentiment - Zij glimlacht vriendelijk
pleurer huilen
Il pleure de joie - Hij huilt van vreugde
rire lachen
Ils rient ensemble - Zij lachen samen
s'inquiéter zich zorgen maken
Elle s'inquiète pour tout - Zij maakt zich overal zorgen om
s'étonner zich verbazen
Il s'étonne - Hij verbaast zich
avoir honte zich schamen
J'ai honte - Ik schaam me
être fier trots zijn
Elle est fière de lui - Zij is trots op hem
se sentir zich voelen
Je me sens bien - Ik voel me goed

Weer & sfeer

Il fait beau Het is mooi weer
Il fait mauvais Het is slecht weer
Il pleut Het regent
Il neige Het sneeuwt
Le soleil brille De zon schijnt
Il y a du brouillard Het is mistig
Le vent souffle De wind waait
C'est nuageux Het is bewolkt
Il fait froid Het is koud
Il fait chaud Het is warm
Il fait lourd Het is drukkend
Le ciel est clair De lucht is helder
Il fait doux Het is zacht
Il gèle Het vriest
Il y a de l'orage Er is onweer

Beweging & actie

s'en aller weggaan
Il s'en va - Hij gaat weg
revenir terugkomen
Elle revient demain - Zij komt morgen terug
s'approcher naderen
Il s'approche lentement - Hij nadert langzaam
s'éloigner zich verwijderen
Elle s'éloigne - Zij verwijdert zich
s'arrêter stoppen
Il s'arrête soudain - Hij stopt plotseling
courir rennen
Ils courent vite - Zij rennen snel
sauter springen
Elle saute de joie - Zij springt van vreugde
tomber vallen
Il tombe par terre - Hij valt op de grond
se lever opstaan
Je me lève tôt - Ik sta vroeg op
s'asseoir gaan zitten
Asseyez-vous - Gaat u zitten
se dépêcher zich haasten
Dépêche-toi! - Schiet op!
se promener wandelen
Nous nous promenons - Wij wandelen

Verhaalovergangen

Pendant ce temps Ondertussen (Parallelle gebeurtenis)
Le lendemain De volgende dag (Tijdsovergang)
Ce soir-là Die avond (Specifiek moment)
Peu après Kort daarna (Snelle opeenvolging)
Des années plus tard Jaren later (Grote tijdsprong)
À ce moment-là Op dat moment (Precieze tijd)
Juste alors Net toen (Cruciaal moment)
Tout à coup Plotseling (Onverwachte gebeurtenis)
Au bout d'un moment Na een tijdje (Tijd verstrijkt)
Plus tard Later (Tijd vooruit)
Finalement Uiteindelijk (Conclusie)
Et voilà En daar heb je het (Resultaat/afsluiting)
Depuis ce jour Sinds die dag (Gevolg)

Beschrijvende zinnen

Il y avait Er was/waren
Il y avait un château - Er was een kasteel
On pouvait voir Men kon zien
On pouvait voir la mer - Men kon de zee zien
Cela ressemblait à Het leek op
Cela ressemblait à un rêve - Het leek op een droom
Avoir l'air de Eruitzien als
Il a l'air fatigué - Hij ziet er moe uit
Se trouver Zich bevinden
La maison se trouve près du lac - Het huis bevindt zich bij het meer
Il s'agit de Het gaat over
Il s'agit d'une histoire vraie - Het gaat over een waar verhaal
Hoofdstuk 15

Je Eerste Verhaaltoolkit

De 100 meest essentiële woorden

Deze woorden vormen de ruggengraat van elk Frans verhaal. Als je deze kent, begrijp je de hoofdplot van de meeste eenvoudige teksten.

Top 50 meest frequente woorden

Deze 50 woorden maken ongeveer 50% van elke Franse tekst uit:

Rang Woorden
1-10 le/la/les, de, un/une, être, et, à, il, avoir, ne, je
11-20 son/sa, que, se, qui, ce, dans, du, elle, au, pour
21-30 pas, plus, pouvoir, par, je, avec, tout, faire, mais, aller
31-40 dire, lui, nous, comme, ou, si, leur, y, deux, même
41-50 prendre, autre, venir, après, vouloir, voir, bon, où, bien, sans

Essentiële verhaalwoorden

Categorie Belangrijke woorden
Mensen homme, femme, garçon, fille, enfant, personne, gens, ami, famille, nom
Plaatsen maison, rue, ville, pays, monde, place, terre, mer, montagne, jardin
Tijd temps, jour, an, heure, matin, soir, nuit, moment, fois, vie
Acties aller, venir, pouvoir, vouloir, devoir, savoir, penser, croire, voir, dire
Dingen chose, main, œil, partie, eau, porte, voix, mot, livre, histoire
Kwaliteiten bon, nouveau, premier, dernier, petit, grand, jeune, vieux, beau, vrai

Valse vrienden - PAS OP!

Deze woorden lijken op Nederlands/Engels maar betekenen iets anders:

actuellement ≈ actueel
✓ Betekent eigenlijk
momenteel
✗ NIET
actueel (= actuel)
attendre ≈ attend
✓ Betekent eigenlijk
wachten
✗ NIET
bijwonen (= assister à)
blesser ≈ blessen
✓ Betekent eigenlijk
verwonden
✗ NIET
blessen/kwetsen
car ≈ kar
✓ Betekent eigenlijk
want
✗ NIET
auto (= voiture)
chance ≈ kans
✓ Betekent eigenlijk
geluk
✗ NIET
kans (= hasard)
coin ≈ munt
✓ Betekent eigenlijk
hoek
✗ NIET
munt (= pièce de monnaie)
demander ≈ demand
✓ Betekent eigenlijk
vragen
✗ NIET
eisen (= exiger)
librairie ≈ bibliotheek
✓ Betekent eigenlijk
boekhandel
✗ NIET
bibliotheek (= bibliothèque)
location ≈ locatie
✓ Betekent eigenlijk
verhuur
✗ NIET
locatie (= endroit)
magasin ≈ magazine
✓ Betekent eigenlijk
winkel
✗ NIET
tijdschrift (= revue)
rester ≈ rest
✓ Betekent eigenlijk
blijven
✗ NIET
rusten (= se reposer)
sensible ≈ sensibel
✓ Betekent eigenlijk
gevoelig
✗ NIET
verstandig (= raisonnable)
stage ≈ stage
✓ Betekent eigenlijk
stage
✗ NIET
podium (= scène)
terrible ≈ verschrikkelijk
✓ Betekent eigenlijk
geweldig (informeel)
✗ NIET
verschrikkelijk (= affreux)

Snelle referentie voor lezen

  • Focus op werkwoorden: Ze vertellen wat er gebeurt
  • Let op signaalwoorden: mais, cependant, alors tonen belangrijke wendingen
  • Herken tijdsmarkeringen: après, avant, pendant helpen de volgorde te begrijpen
  • Sla onbekende bijvoeglijke naamwoorden over: Ze zijn vaak niet cruciaal voor het verhaal
  • Gebruik context: Raad betekenissen uit de situatie
  • Zoek naar verwante woorden: Woorden die op Nederlands/Engels lijken
  • Let op herhaling: Belangrijke woorden komen vaak terug
  • Lees door: Stop niet bij elk onbekend woord
  • Onthoud liaisons: Woorden verbinden in spraak: les‿amis
  • Let op stille letters: Veel uitgangen worden niet uitgesproken

Belangrijke uitspraakherinneringen

Eindmedeklinkers Meestal stil behalve C, R, F, L
Neusklanken an, on, in, un - door de neus
De Franse R Uit de keel, niet rollen
De Franse U Zeg "ie" met ronde lippen
Stille H Nooit uitgesproken: homme = "om"
Liaison Verbind woorden: vous‿avez = "voe-za-vee"
É vs È é = "ee", è/ê = "eh"
Eind -ent Stil in werkwoorden: parlent = "paarl"

Oefenverhaal - Test jezelf!

Probeer dit korte verhaal te begrijpen met alles wat je hebt geleerd:

Het Verhaal:

Il était une fois un garçon qui s'appelait Pierre.

→ Er was eens een jongen die Pierre heette.

Pierre habitait dans une petite maison près de la mer.

→ Pierre woonde in een klein huis bij de zee.

Chaque matin, il allait sur la plage pour voir le soleil.

→ Elke ochtend ging hij naar het strand om de zon te zien.

Un jour, pendant qu'il marchait, il a trouvé quelque chose dans le sable.

→ Op een dag, terwijl hij wandelde, vond hij iets in het zand.

C'était une bouteille avec un message dedans!

→ Het was een fles met een boodschap erin!

Pierre était très curieux.

→ Pierre was heel nieuwsgierig.

Il a ouvert la bouteille et a lu:

→ Hij opende de fles en las:

"Celui qui trouve ce message trouvera aussi un trésor."

→ "Wie deze boodschap vindt, zal ook een schat vinden."

"Cherchez sous la grande pierre près du vieux chêne."

→ "Zoek onder de grote steen bij de oude eik."

Pierre connaissait cet endroit!

→ Pierre kende deze plek!

C'était dans le jardin de sa grand-mère.

→ Het was in de tuin van zijn grootmoeder.

Il a couru tout de suite chez elle.

→ Hij rende meteen naar haar toe.

Grand-mère a souri et a dit:

→ Grootmoeder glimlachte en zei:

"Ah, enfin! J'ai mis ce message il y a des années, quand j'étais jeune."

→ "Ah, eindelijk! Ik heb deze boodschap jaren geleden verstopt, toen ik jong was."

Ensemble, ils ont creusé sous la pierre.

→ Samen groeven ze onder de steen.

Et qu'est-ce qu'ils ont trouvé?

→ En wat vonden ze?

Une boîte pleine de photos de famille!

→ Een doos vol familiefoto's!

Le vrai trésor n'était pas de l'or, mais les souvenirs précieux de leur famille.

→ De echte schat was geen goud, maar de kostbare herinneringen van hun familie.

Pierre était heureux.

→ Pierre was gelukkig.

Il avait découvert que les vrais trésors sont ceux qu'on partage.

→ Hij had ontdekt dat echte schatten die zijn die we delen.

Hulp vocabulaire:

plage = strand
sable = zand
bouteille = fles
dedans = erin
trésor = schat
pierre = steen
chêne = eik
creuser = graven
boîte = doos
or = goud
souvenirs = herinneringen
partager = delen

🎉 Gefeliciteerd! 🎉

Je hebt alle 15 hoofdstukken voltooid! Je bent nu klaar om je eerste Franse verhaal te lezen.

Onthoud: het gaat niet om perfectie, maar om plezier en begrip. Bonne lecture!