“Goedemorgen. Bent u Giulia?”, vraagt hij. Zijn gezicht is een beetje rood; hij is verlegen. “Ja, ik ben Giulia. Bent u Marco?”, antwoordt zij. “Ja, ik ben het. Aangenaam. Neemt u me niet kwalijk voor de stoel.” Hij lijkt verlegen. “Aangenaam. Maakt u zich geen zorgen om de stoel. Gaat u zitten, alstublieft.”