1. Er begann zu weinen, als er über meinen Bruder sprach, der starb. Dein Bruder hörte auch nicht auf mich. Er wollte Soldat sein. Er wollte Ruhm. Jetzt ist er tot in einem fremden Land. Willst du auch fern von zu Hause sterben? Mein Vater konnte nicht mehr sprechen.
Hij
begon
te
huilen,
toen
hij
over
mijn broer
sprak,
die
stierf.
Jouw broer
luisterde
ook
niet
naar
mij.
Hij
wilde
soldaat
zijn.
Hij
wilde
roem.
Nu
is
hij
dood
in
een vreemd land.
Wil
je
ook
ver van
huis
sterven?
Mijn vader
kon
niet
meer
spreken.
Hij begon te huilen toen hij over mijn broer sprak, die stierf. "Jouw broer luisterde ook niet naar mij. Hij wilde soldaat zijn. Hij wilde roem. Nu is hij dood in een vreemd land. Wil je ook ver van huis sterven?" Mijn vader kon niet meer spreken.