1. Der Sturm wurde stärker. Das Schiff kletterte riesige Wellen hinauf. Dann stürzte es in tiefe Täler aus Wasser hinab. Jedes Mal, wenn wir hinuntergingen, dachte ich, dass wir nie wieder hochkommen würden. Ich war sicher, dass wir alle sterben würden. Die Wellen würden mein Grab sein.
De storm
werd
sterker.
Het schip
klom
enorme
golven
op.
Dan
stortte
het
in
diepe
dalen
van water
omlaag.
Elke keer
als
we
naar beneden gingen,
dacht
ik,
dat
we
nooit
meer
omhoog
zouden komen.
Ik
was
zeker,
dat
we
allemaal
sterven
zouden.
De golven
zouden
mijn graf
zijn.
De storm werd sterker. Het schip klom enorme golven op. Dan stortte het in diepe dalen van water omlaag. Elke keer als we naar beneden gingen, dacht ik dat we nooit meer omhoog zouden komen. Ik was zeker dat we allemaal zouden sterven. De golven zouden mijn graf zijn.