Mijn naam is Robinson Crusoe. Ik werd geboren in 1632 in York, Engeland. Mijn vader kwam uit Duitsland. Hij was een koopman. Hij verdiende goed geld. Toen stopte hij met werken. Hij woonde in York. Hij trouwde daar met mijn moeder. Haar familienaam was Robinson.
2. I
Ik
had
had
two older brothers.
twee oudere broers.
One brother
Één broer
was
was
a soldier.
een soldaat.
He
Hij
died
stierf
in
in
a war
een oorlog
in
in
Flanders.
Vlaanderen.
I
Ik
never
nooit
knew
wist
what
wat
happened
gebeurde
to
met
my other brother.
mijn andere broer.
My parents
Mijn ouders
never
nooit
knew
wisten
what
wat
happened
gebeurde
to
met
me
mij
either.
ook niet.
I
Ik
was
was
the third son.
de derde zoon.
My father
Mijn vader
did not
niet
teach
leerde
me
mij
a trade.
een vak.
Ik had twee oudere broers. Één broer was een soldaat. Hij stierf in een oorlog in Vlaanderen. Ik wist nooit wat er met mijn andere broer gebeurde. Mijn ouders wisten ook nooit wat er met mij gebeurde. Ik was de derde zoon. Mijn vader leerde mij geen vak.
3. I
Ik
started
begon
to dream
te dromen
about
over
adventure.
avontuur.
I
Ik
thought
dacht
about
aan
traveling
reizen
all the time.
de hele tijd.
My father
Mijn vader
was
was
old.
oud.
He
Hij
sent
stuurde
me
mij
to
naar
school.
school.
He
Hij
wanted
wilde
me
mij
to be
te zijn
a lawyer.
een advocaat.
But
Maar
I
ik
only
alleen
wanted
wilde
one thing.
één ding.
I
Ik
wanted
wilde
to go
gaan
to
naar
sea.
zee.
Ik begon te dromen over avontuur. Ik dacht de hele tijd aan reizen. Mijn vader was oud. Hij stuurde mij naar school. Hij wilde dat ik advocaat werd. Maar ik wilde maar één ding. Ik wilde naar zee gaan.
4. My father
Mijn vader
was
was
angry
boos
about
over
this.
dit.
My mother
Mijn moeder
was
was
angry
boos
too.
ook.
All my friends
Al mijn vrienden
told
vertelden
me
mij
to stay
te blijven
home.
thuis.
But
Maar
something
iets
inside
in
me
mij
wanted
wilde
to go.
gaan.
I
Ik
could not
kon niet
stop
stoppen
thinking
denken
about
aan
ships
schepen
and
en
the ocean.
de oceaan.
I
Ik
did not
niet
know
wist
that
dat
this desire
dit verlangen
would
zou
bring
brengen
me
mij
terrible problems.
vreselijke problemen.
Mijn vader was boos hierover. Mijn moeder was ook boos. Al mijn vrienden vertelden mij thuis te blijven. Maar iets in mij wilde gaan. Ik kon niet stoppen met denken aan schepen en de oceaan. Ik wist niet dat dit verlangen mij vreselijke problemen zou brengen.
5. One day
Op een dag
my father
mijn vader
called
riep
me
me
to
naar
his room.
zijn kamer.
He
Hij
was
was
sick
ziek
with
met
gout.
jicht.
He
Hij
could
kon
not
niet
walk.
lopen.
He
Hij
wanted
wilde
to talk
praten
seriously
serieus
with
met
me.
mij.
Why
Waarom
do
doe
you
je
want
wil
to leave?
weggaan?
he
hij
asked.
vroeg.
You
Je
have
hebt
everything
alles
here.
hier.
You
Je
can
kunt
have
hebben
a good life.
een goed leven.
You
Je
can
kunt
make
verdienen
money.
geld.
Op een dag riep mijn vader me naar zijn kamer. Hij was ziek met jicht. Hij kon niet lopen. Hij wilde serieus met mij praten. "Waarom wil je weggaan?" vroeg hij. "Je hebt alles hier. Je kunt een goed leven hebben. Je kunt geld verdienen."
6. He
Hij
sat up
ging rechtop zitten
in
in
his bed.
zijn bed.
His face
Zijn gezicht
was
was
serious.
serieus.
Listen
Luister
to
naar
me,
mij,
son.
zoon.
Poor men
Arme mannen
go
gaan
to
naar
sea.
zee.
They
Zij
must
moeten
eat.
eten.
Rich men
Rijke mannen
go
gaan
to
naar
sea
zee
to become
om te worden
famous.
beroemd.
But
Maar
you
jij
are
bent
not
niet
poor.
arm.
You
Jij
are
bent
not
niet
rich.
rijk.
You
Jij
are
bent
in
in
the middle.
het midden.
Hij ging rechtop in zijn bed zitten. Zijn gezicht was serieus. "Luister naar mij, zoon. Arme mannen gaan naar zee. Zij moeten eten. Rijke mannen gaan naar zee om beroemd te worden. Maar jij bent niet arm. Jij bent niet rijk. Jij bent in het midden."
7. The middle life
Het middelste leven
is
is
perfect,
perfect,
my father
mijn vader
continued.
ging verder.
Poor people
Arme mensen
work
werken
too
te
hard.
hard.
Their bodies
Hun lichamen
break.
breken.
They
Zij
never
nooit
have
hebben
enough
genoeg
food.
eten.
Rich people
Rijke mensen
have
hebben
other problems.
andere problemen.
They
Zij
worry
maken zich zorgen
about
over
their money.
hun geld.
They
Zij
have
hebben
enemies.
vijanden.
"Het middelste leven is perfect," ging mijn vader verder. "Arme mensen werken te hard. Hun lichamen breken. Zij hebben nooit genoeg eten. Rijke mensen hebben andere problemen. Zij maken zich zorgen over hun geld. Zij hebben vijanden."