"Hoe kun je dit vragen?" zei ze. "Je vader houdt van je. Hij wil het beste voor je. Hij zal nooit instemmen met dit dwaze plan. En ik zal het hem niet vragen. Ik zal je niet helpen je leven te verwoesten!"
2. Mas
Maar
a minha mãe
mijn moeder
contou
vertelde
ao meu pai
mijn vader
sobre
over
a nossa conversa.
ons gesprek.
Mais tarde
Later
soube
hoorde ik
o que
wat
ele
hij
disse.
zei.
Suspirou
Hij zuchtte
profundamente.
diep.
Disse-lhe,
Hij zei tegen haar:
"Se
"Als
esse rapaz
deze jongen
ficar
blijft
em casa
thuis
pode
kan hij
ser
zijn
feliz.
gelukkig.
Mas
Maar
se
als
for
hij gaat
para o mar
naar zee
será
zal hij zijn
a pessoa mais miserável
de meest ellendige persoon
na terra.
op aarde.
Não
Ik
posso dar
kan niet geven
a minha permissão."
mijn toestemming."
Maar mijn moeder vertelde mijn vader over ons gesprek. Later hoorde ik wat hij zei. Hij zuchtte diep. Hij zei tegen haar: "Als deze jongen thuis blijft, kan hij gelukkig zijn. Maar als hij naar zee gaat, zal hij de meest ellendige persoon op aarde zijn. Ik kan mijn toestemming niet geven."
3. Esperei
Ik wachtte
quase
bijna
um ano.
een jaar.
Durante
Gedurende
este tempo
deze tijd
os meus pais
mijn ouders
tentaram
probeerden
tudo.
alles.
Queriam
Ze wilden
que
dat
eu
ik
aprendesse
leerde
um ofício.
een vak.
Queriam
Ze wilden
que
dat
eu
ik
trabalhasse
werkte
numa loja.
in een winkel.
Mas
Maar
recusei.
ik weigerde.
Só
Alleen
conseguia
kon ik
pensar em
denken aan
navios
schepen
e
en
aventuras.
avonturen.
Nada mais
Niets anders
me interessava.
interesseerde mij.
Ik wachtte bijna een jaar. Gedurende deze tijd probeerden mijn ouders alles. Ze wilden dat ik een vak leerde. Ze wilden dat ik in een winkel werkte. Maar ik weigerde. Ik kon alleen maar aan schepen en avonturen denken. Niets anders interesseerde mij.
4. Depois
Daarna
um dia
op een dag
fui
ging ik
a Hull.
naar Hull.
Não tinha
Ik had geen
plano
plan
de fugir.
om te vluchten.
Estava
Ik was
apenas
alleen
a visitar.
op bezoek.
Mas
Maar
em Hull
in Hull
encontrei
ontmoette ik
um amigo.
een vriend.
O pai dele
Zijn vader
tinha
had
um navio
een schip
que
dat
ia
ging
para Londres.
naar Londen.
"Vem
"Kom
comigo!"
met mij mee!"
disse
zei
o meu amigo.
mijn vriend.
Daarna ging ik op een dag naar Hull. Ik had geen plan om te vluchten. Ik was alleen op bezoek. Maar in Hull ontmoette ik een vriend. Zijn vader had een schip dat naar Londen ging. "Kom met mij mee!" zei mijn vriend.
5. "Não te custará nada,"
"Het kost je niets,"
continuou.
ging hij door.
"O navio
"Het schip
do meu pai
van mijn vader
tem
heeft
espaço.
ruimte.
Londres
Londen
é
is
emocionante.
spannend.
Vais adorar!"
Je zult het geweldig vinden!"
Devia ter dito
Ik had moeten zeggen
não.
nee.
Devia ter ido
Ik had moeten gaan
para casa.
naar huis.
Mas
Maar
não pensei.
ik dacht niet na.
Não rezei.
Ik bad niet.
"Het kost je niets," ging hij door. "Het schip van mijn vader heeft ruimte. Londen is spannend. Je zult het geweldig vinden!" Ik had nee moeten zeggen. Ik had naar huis moeten gaan. Maar ik dacht niet na. Ik bad niet.
6. No dia 1 de setembro de 1651,
Op 1 september 1651
entrei
stapte ik
naquele navio.
op dat schip.
Não escrevi
Ik schreef niet
aos meus pais.
naar mijn ouders.
Não pedi
Ik vroeg niet om
a bênção
de zegen
do meu pai.
van mijn vader.
Foi
Het was
o começo
het begin
de todos os meus problemas.
van al mijn problemen.
O navio
Het schip
deixou
verliet
Hull
Hull
e
en
entrou no
voer op
mar aberto.
de open zee.
Op 1 september 1651 stapte ik op dat schip. Ik schreef niet naar mijn ouders. Ik vroeg niet om de zegen van mijn vader. Het was het begin van al mijn problemen. Het schip verliet Hull en voer de open zee op.
7. Imediatamente
Onmiddellijk
o vento
de wind
começou a
begon te
soprar.
waaien.
As ondas
De golven
ficaram
werden
cada vez maiores.
steeds groter.
Nunca tinha estado
Ik was nog nooit geweest
num navio
op een schip
antes.
eerder.
Fiquei
Ik werd
terrivelmente enjoado.
vreselijk zeeziek.
O meu estômago
Mijn maag
revirava.
draaide om.
A minha cabeça
Mijn hoofd
rodava.
tolde.
Mas
Maar
pior que
erger dan
o enjoo
de misselijkheid
era
was
o medo.
de angst.
Onmiddellijk begon de wind te waaien. De golven werden steeds groter. Ik was nog nooit eerder op een schip geweest. Ik werd vreselijk zeeziek. Mijn maag draaide om. Mijn hoofd tolde. Maar erger dan de misselijkheid was de angst.